Ik had deze droom. Het was een echte. Blijf. Mijn vezels willen terug. Er was een gesprek. Het was een moment van blijf. Mijn hand op jou hoofd, zodat je me aankijken zou. Zacht. Ontroerende ogen. Als hij dit bij haar deed werd ze boos. Sloten alle deuren zich voor hem. Eenheid. Er was niets fouts. Enkel dat hunkeren van altijd dit moment. Een lang vergeten samenzijn. De verkeerde persoon voor elkaar. Het had een ander moeten zijn. Blijf. Het herkennen doet bijna pijn.
Dromen razen. De volgende scène dient zich aan. Ik sluit gordijnen. Grijnzend. En schrik. De ander ligt in bed. Te wachten op hem. Maar waar was ons moment. O wacht. Tijdens ons moment waren er anderen. Een groot huis. Zij leefde daar. Ik sloot gordijnen. Zij glimlacht naar mij. Wachtend op hem. Ze is lief. Dan zijn er meerdere mensen. Gezelligheid. Waarom lig ik met haar. Pyama bed. Hij op een bank. Zelfde kamer. We wisselen brillen. Zij en ik. Ze heeft geen bril, denk ik in de verte. Met liefde en zachtheid schuif ik de bril op haar gezicht. De pootjes langs haar zachte haren. Ze lacht. Ziet niets meer. Ik waag me aan haar bril. Ik zoek op mijn telefoon om een selfie te maken. De bril doet mij wazen. Alles is gelukkigheid.
De droom doet vooral verlangen naar blijf. De dag doet verlangen naar koffie. Er is taart. Er is zon. En ik groet de dingen. Hoe lang zal ze vandaag blijven sudderen. Het is al 11.25. Blijf. Nog even.